donderdag 3 januari 2008

Literatuur in Parkstad (4)

Het Miljoenenlijntje
Een belangrijk element in mijn leven is tijd. De langst levende wezens op aarde zijn de bomen. Zij zijn levende monumenten. Een getuigenis van God. Kathedraal en speelplaats ineen; de longen van de aarde.
Mijn actie om iets te schrijven is tevens een wisse dood van een boom. Geofferd om van natuur naar cultuur te gaan: literatuur, industrie, huizenbouw.
Veel Limburgse plaatsnamen referen in hun naamgeving aan een groen verleden.

Boeken en kranten bedienen zich van allerlei soorten taal. Begrippen worden vaak omwille van hun klank gebruikt. Ik houd ervan om voorzichtig en respectvol met de mens om te gaan, als een gekoesterd kleinood.

De gebouwen die aan mij voorbijrazen tijdens mijn treinreis vertellen een verhaal. Levensaders in ons mooie landschap. Klanken uit het verleden.
Fons Erens sprak over het verleden: ”In Limburg leefde een naamloos volk zonder vaderland. Een volk waarom gevochten werd door vele machten, maar dat nooit zichzelf was. De eeuwenlange machteloosheid, de ondergeschiktheid aan kasteelheren en de kerk, de onderdrukking, de uitbuiting en de vernedering lieten diepe littekens achter en drukten een stempel op de aard en de mentaliteit van de mensen”.

Zoveel gedachten in een tijdsbestek van vijfenveertig minuten, tussen Chevremont en Maastricht. Een mens, opgesloten in een gele tijdscapsule tussen thuis en werk. Medepassagiers zijn er niet of nauwelijks. Enkele jongens van de lijnwerkplaats van de NS en een man verdiept in een boek. Het glooiende heuvelland is verscholen achter een donker gordijn, en zal zich pas in de lente onthullen. Te voet van Rolduckerveld naar het station, floten de vogels of er al een zweem van lente aanwezig was. De vaste groet van de man met de poedel (5.30 uur).

Ik ben een verzamelaar van gedachten; gevoelens van verleden en toekomst. Wetend dat een mens veel gevoelens kan hebben, maar slechts enkele gevoelens zijn ”echt”.
Mijn oog valt op een ansichtkaart, uitgebracht door NS, met een gedicht van Pierre Kemp.

Stilte
Ik zit in de stilte en kijk niet uit
Ik wil de stilte horen
En al wat er binnen zonder geluid
wordt geboren.
’t Is wonder, dat het niet donkerder wordt,
waar de avond is aan ’t vallen.
’t Is of het licht wordt opgeschort
in een waaier van getallen.
Ik heb in de stilte muziek verwacht
En daar glijden nu de zessen,
Die drieën en vieren in hun eigen dracht,
Als ongewenste danseressen.

(Uit: Verzameld werk (Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam,1976))


Pierre Kemp was werkzaam bij de Societe Ceramique en daarna tot aan zijn pensioen, als loonadministrateur, bij de steenkoolmijn "Laura en Vereeniging" te Eygelshoven. Tussendoor werkte hij, tussen 1915 en 1916, als leerling-journalist bij De Tijd in Amsterdam. Hij kreeg echter heimwee en keerde terug naar Maastricht.

De trein tuft door. “Station to Station”, zoals David Bowie zong in de film “Christiane F.” Een film die bij de première op TV voor mij verboden was. Tot het moment dat ik deze film tóch kon zien bij mijn neefjes. Naderhand heb ik het boek verslonden en vond ik het getuigen van een aandoenlijke romantiek. Samen stelen, elkaar rugdekking geven en samen tegen de rest van de wereld. Nu ook wetend wat heroïne daadwerkelijk met het lichaam doet, is dit verhaal ontdaan van de romantiek. Ik moet mijn toevlucht zoeken in de hallucinatie van de vrije gedachte. Mijn werkgever promoot (dicteert) de “clean desk”, maar een “clean mind” zullen ze nóóit realiseren.

Af en toe drugsverkeer op deze oude handelsweg. Vroeger kolen, nu forenzen en toeristen van verschillend pluimage. Op weg naar de TEFAF (een protserige kunsttentoonstelling) óf gezellig winkelen in Maastricht, zoals veel dames van middelbare leeftijd plegen te doen.
De dichter rijdt mij altijd tegemoet. In tegenovergestelde richting, maar dan circa 100 jaar eerder.

Op 23 Oktober 1853 wordt het baanvak Maastricht-Aken in gebruik genomen en is hiermee de oudste grensoverschrijdende spoorlijn van Nederland. Het traject loopt via Valkenburg, Schin op Geul, Wijlre, Eys, Simpelveld en Bochholtz naar het Duitse Richterich en Aken. Op 20 April 1896 wordt vervolgens het baanvak Sittard – Herzogenrath in gebruik genomen. In 1919 wordt, na twaalf jaar lobbyen en onder politieke druk van de Kerkraadse bestuurders, de fiat verkregen voor de aanleg van het baanvak Schaesberg – Simpelveld (via Kerkrade-Centrum). Het zou echter tot 1925 duren voor er met de werkzaamheden werd begonnen. Ondanks de 12 ½ km lengte kostte de aanleg van dit traject ruim twaalf miljoen gulden. De immense kosten zijn vooral te wijten aan de hoogteverschillen in het Limburgse landschap.

Mijn treinreis kan niet meer over dit Miljoenenlijntje. 29 mei 1988 viel het doek voor deze verbinding. Slechts enkele stations van dit industriële monument der kolenindustrie doe ik aan.
Station Valkenburg is misschien wel een van de beroemdste. Het is niet het óudste station van Nederland, maar het oudste nog-in-gebruik-zijnde station. Vooral getypeerd door de zachte mergelsteen (ikzelf noem het gekscherend knuffelsteen) een zachte “diamant” van de Limburgse bodem. De vruchtbare löss zorgde ervoor, dat wij ons eeuwen geleden hier vestigden. Grondstoffen en grond zijn altijd belangrijk geweest voor de Zuid-Limburger.

De mergel heeft niet zo’n enorme industrie ontketend als de mijnen. Een Tilburgse auteur (Jaap Veen), die enkele boeken over de spoorlijn op zijn naam heeft staan, vertelt het verhaal van de spooraftakking tussen Simpelveld en de Domaniale Mijn in Kerkrade die in 1872 werd aangelegd. Toen de lijn er eenmaal lag, werden de wagons, volgeladen met steenkool, getrokken door paarden. De treinmaatschappij had geen geld meer voor de aankoop van een stoomlocomotief.

Soms heb je als Limburger het gevoel, dat alles gedoemd is te mislukken. Sinds jaar en dag nóóit culturele of economische erkenning krijgen die deze provincie en zijn inwoners eigenlijk wél verdienen. Een gevoel dat niet altijd concreet is gebaseerd op feiten. Maar gedurende mijn reis van 33 kilometer ben ik mij ervan bewust, dat de Limburgers tot grootse dingen in staat zijn, als ze die eeuwige bescheidenheid eens aan de kant schuiven!
Limburg, lik uw wonden, (h)erken uw kracht en creëer grootse dingen! Zoals die ook te zien zijn in onze monumenten.

Uit: het nog te verschijnen boek “33 kilometer” van Maurice Meijers.

Geen opmerkingen: